42
D E E M M A S T R A A T F I L E S
D E E M M A S T R A A T F I L E S
opkomst en ondergang van de RKOLB
42. het terreurinstituut Idil
de katholieke boekenwet
Idil of I.D.I.L. of IDIL is een afkorting voor de houterige naam Informatie Dienst Inzake Lectuur. Deze dienst werd opgericht in 1937. Haar belangrijkste taak was katholieke uitgevers en bibliotheken een handvat te bieden om te bepalen welke boeken er door welke lezers mochten gelezen, welke boeken eventueel, en welke boeken absoluut niet.
Idil was in dit blog al een paar keer zijdelings voorbijgekomen. Tamelijk onzichtbaar voor de katholieke lezer, maar achter de schermen enorm invloedrijk binnen de RKOLB en de gehele katholieke literaire wereld.
Meteen in aflevering 1 zagen we dat katholieken zichzelf tijdens de Verzuiling trachtten te beschermen tegen invloeden die werden beschouwd als niet moreel en schadelijk voor de ziel. Al eeuwen daarvoor, in 1559, was de eerste lijst van verboden boeken verschenen, de Index Librorum Prohibitorum, een instrument van de zogenaamde katholieke boekenwet. Achter de beoordeling van wat wel mocht en wat niet zat een uitgekiend systeem van moraalregels. Aan de hand daarvan kon worden beoordeeld of een geschreven tekst strookte met de katholieke zedenleer. Als schrijver kon je maar beter niet op de Index terechtkomen.
Enorm boeiende materie! Ach, wat jammer dat we snel doorspringen en nu opeens aan het begin van de 20e eeuw zitten, de jaren vóór de stichting van onze inmiddels zo vertrouwde RKOLB. Er zagen toen twee bibliografische katholieke tijdschriften het licht, die vol stonden met degelijke recensies van net uitgebrachte boeken. In 1906 was dat Boekenschouw. In 1925 kwam er concurrentie met het blad Boekzaal der Geheele Wereld.
Beide tijdschriften stelden zich tot doel de katholiek moreel houvast te bieden in de exploderende boekenwereld.
Het gevaar loerde van alle kanten. Iets van de paniek is terug te lezen in onderstaande passage (onder de cover) uit een studie uit 1920: De Index en de Boekencensuur in de Roomsch Katholieke Kerk - bedenk dat censuur in deze context geen vies woord was; het betekende niets anders dan bescherming, zoals de term propaganda gelijkstond aan voorlichting, zonder de associaties die we er tegenwoordig aan verbinden.
Best jammer trouwens dat dat woordje dikwerf vrijwel uit onze mooie taal verdwenen is. Er is een etymologische verband met dikwijls en driewerf: dik is een zeer oud woord voor veel; werf betekende ooit keer, keren.
Enfin. In deze geest zag de katholieke recensie- en adviesdienst Idil in 1937 het licht. Andere schrijfwijzen: I.D.I.L. en IDIL. Gerard Verbiest, de voorzitter van Idil, schreef doorgaans: Idil. De oprichters waren de katholieke boeken- en uitgeversvereniging Sint Jan, de landelijke organisatie van RKOLB's en de Belgische versie daarvan. Voorzitter werd de Tilburgse uitgever Gerard Verbiest.
Idil was praktischer van opzet, en je zou kunnen zeggen marktgerichter dan de eerder genoemde tijdschriften. Katholieke uitgevers konden dankzij de informatie die Idil over boeken verschafte eindelijk opgelucht ademhalen, want er was inmiddels werkelijk een situatie gegroeid dat zij niet meer wisten of bepaalde werken wel konden worden uitgegeven, omdat vaak niet duidelijk was of ze in strijd waren met de zeden- danwel boekenwet.
Verbiest richtte zich op de lezer. Die kon eigenlijk niet zonder Idil. Want: Hoe moet ieder voor zichzelf beoordelen wat hij lezen kan? Daarvoor moet hij de boeken eerst zelf lezen. Mag hij dat, kan hij dat altijd? Komt zijn oordeel niet te laat? Aldus Verbiest. Waar hij aan toevoegde: Bij elk nieuw boek dat van de pers komt, houdt men zijn hart vast, vragende: is dat weer zo'n druppel die de rots der christelijke moraal helpt uithollen?
De eerste jaren werkten er zo'n vijftig recensenten voor Idil. Zij hanteerden een kwalificatiesysteem dat wel vergelijkbaar was met dat van de eerder genoemde tijdschriften. Recensies werden voorzien van een Romeins cijfer:
Wat was het verschil tussen I en II en III dan precies? Dit was als volgt gedefinieerd.
III. Voorbehouden lectuur:
Boeken, welke wegens bepaalde passages of grondgedachten niet voor alle volwassenen geschikt zijn, maar voor gevormde volwassenen, ook ontspanningshalve, in aanmerking kunnen komen.
II. Streng voorbehouden lectuur:
Deze boeken mogen a) slechts bij uitzondering, b) om gegronde redenen, c) door welgevormde lezers mogen gelezen.
Merk op het verschil tussen gevormde en welgevormde lezers. Wie ging dat eigenlijk bepalen?
I. Verboden lectuur:
1) Boeken die op de Kerkelijke Indexlijst voorkomen; of:
2) door de Algemene Regelen der Kerkelijke Wet verboden zijn; of
3) op grond van de Christelijke Zedenleer of van de Natuurwet voor vde meeste lezers verderfelijk moeten worden geacht.
Gewone volwassenen waren dus aangewezen op de categorieën IV en eventueel ook V. Een volwassen belezen man die stevig in zijn schoenen stond, kon zich voor studiedoeleinden eventueel wagen aan categorie III: Voorbehouden lectuur, maar het was een glad en gevaarlijk pad dat hij nam door een boek uit die categorie open te slaan. Voor Jan met de Pet zullen zowel II als III tot de verborgen vruchten hebben behoord.
Er was nog een verdere verfijning in de vorm van een lettersysteem: N stond voor Storend neutraal, K voor Kommunistisch, Ma betekende Materialistisch, en de letter O was Opbouwend. Nog het meest de term Storend neutraal wekt in de 21e eeuw behalve de lachlust ook onze nieuwsgierigheid op.
Er was wel een dilemma: ook recensenten waren onderworpen aan de katholieke boekenwet, die het katholieken verbood om bepaalde boeken te lezen. Maar hoe konden zij dan boeken beoordelen die mogelijk behoorden tot die categorieën I, II en III? Het leek een onoverkomelijk probleem. Katholieken zijn echter vindingrijk: een recensent kon een zogenaamd bisschoppelijk leesverlof aanvragen, dat een paar jaar geldig was. Dit verlof gold overigens niet voor scabreuze en blasfemische werkjes. Het lezen daarvan was voorbehouden aan speciale bisschoppelijke censoren. Het is moeilijk de verleiding te weerstaan om je voor te stellen hoe dat ging, het beoordelen van deze immens immorele lectuur.
Nu wil het geval dat de heldin van dit blog, directrice van de RKOLB Bep Damen, een van die ongeveer vijftig recensenten was. Ja, ze deed het ernaast. In 1938, dus een jaar na de oprichting van Idil, publiceerde zij in het blad Bibliotheekleven een kort stuk over deze nieuwe organisatie.
Zoals we inmiddels van haar gewend zijn, is ook dit een gortdroog maar ter zake doend artikel, gespeend van eigenwaan.
Eerst stipt Bep de omstandigheid aan dat er meestal geruime tijd zit tussen de publikatie van een boek en de zo belangrijke recensies ervan in kranten en tijdschriften. Maar daar kunnen de R.K. Leeszalen en R.K. boekhandelaren niet op wachten. Hierdoor zijn ze gedwongen om voor een eventuele aanschaf af te gaan op de (goede) naam van de auteur of op aanbevelingen van de uitgever; er is immers geen tijd om zelf alles te lezen. Een zeer ongewenste, om niet te zeggen gevaarlijke situatie.
Bij Idil, zo legt Damen uit, is het de bedoeling dat boeken zoveel mogelijk al vóór verschijning in manuscript of proefdruk door de uitgevers worden opgestuurd ter beoordeling. Wie hier even over nadenkt met een bewustzijn van de 21e eeuw, zal begrijpen dat deze wel heel proactieve handelwijze niet eeuwig zou zijn vol te houden. Maar in 1938 schrijft Bep nog vol goede moed:
Classificeeren overeenkomstig de moreele toelaatbaarheid. Dat is de essentie, en hoe weet de immer nuchtere Bep ingewikkelde zaken toch weer puntig te formuleren.
Het woordje conscientie gebruiken we tegenwoordig niet meer. Hier betekent het: zedelijk bewustzijn.
Subtiel aan het recensiesysteem was wel dat het zo maar kon dat een boek weliswaar moreel ontoelaatbaar werd bevonden, maar dat het tegelijkertijd werd geprezen om andere kwaliteiten. Zo kreeg Anna Blaman's debuut Vrouw en Vriend (1941) de volgende bondige beoordeling:
Deze roman getuigt op vele plaatsen van literair vermogen en psychologisch inzicht. Een deprimerend, cynisch boek zonder morele fond. Streng voorbehouden.
Streng voorbehouden (categorie II) is nog een graadje voorbehoudener dan gewoon voorbehouden (categorie I). Het betekende: niet aan een katholiek geven, al smeekt hij erom! Het is duidelijk dat Blaman niet blij zal zijn geweest met deze beoordeling, ondanks die twee positieve opmerkingen in de eerste helft van de recensie.
Idil werd de jaren na de oorlog een machtige organisatie. Geen boek ontsnapte aan haar aandacht. Maar was dat gezond in een periode van geleidelijke ontzuiling? Katholieke auteurs schreven doorgaans voor katholieke uitgeverijen; Idil recenseerde echter alles wat los en vast zat. Wat betekende het voor de creatieve vrijheid van een auteur als hij steeds maar weer de strenge normering van Idil in het achterhoofd moest houden?
Hetzelfde gold voor niet-katholieke auteurs, die toch ook graag in de katholieke leeszalen kwamen te staan.
Dat er buiten de katholieke zuil wat meewarig tegen Idil werd aangekeken, begrijpen we. Dat Idil daar de schouders over ophaalde, snappen we ook. De eerste scheuren in het bastion ontstonden aan de binnenkant, en wel in 1949, tijdens een tafelspeech ter gelegenheid van het Zilveren Jubileum van de eerder genoemde uitgeversvereniging Sint Jan. Daar, aan die bewuste tafel, was de hoog gewaardeerde katholieke literatuurcriticus, Anton van Duinkerken, opgestaan om zijn disgenoten toe te spreken. Sommigen van de aanwezigen zullen het zuur hebben voelen opborrelen, want Van Duinkerken gooide de knuppel in het gezapige katholieke hoenderhok. Hij viel Idil aan, en dus indirect zijn gastheer Sint Jan, een van de oprichters. Zijn kritiek kwam hier op neer:
De katholieke boekenwet stond alleen preventieve censuur op religieuze werken toe, aldus Anton. Idil paste echter de facto ook censuur toe op romanliteratuur. Als gevolg hiervan besloten steeds meer katholieke schrijvers om hun manuscripten naar neutrale uitgeverijen te sturen. Maar dat kon toch niet de bedoeling zijn!
Het kan raar lopen. Deze eigenzinnige Brabantse Amsterdammer, werkelijke naam Willem Asselbergs, had jaren daarvoor nog een blauwe maandag voor priester gestudeerd. Tijdens die studie kreeg hij van de rector een schrijfverbod aan de broek genaaid: hij had onder de schuilnaam Anton van Duinkerken stiekem gedichten gepubliceerd, wat streng verboden was, en was vervolgens betrapt. Kijk toch eens: nu was hij als een van de meest invloedrijke cultuurcritici van het land met een mes tussen de tanden bovenop het katholieke censuurinstituut Idil gesprongen. Als die rector hem toch eens had kunnen zien. Die oude naam Asselbergs kende in 1949 trouwens niemand meer.
Anton droeg ook een concreet voorbeeld aan: een roman van de katholieke schrijver Dick Ouwendijk was onlangs door Idil tot verboden literatuur verklaard, omdat het werk antichristelijk zou zijn. De katholieke uitgever Paul Brand trok zich vervolgens terug, waarna de auteur het boek onder een andere naam uitbracht bij een neutrale, lees: heidense uitgeverij. Van Duinkerken kon aannemelijk maken dat het boek helemaal niet antichristelijk was. De critici van Idil hadden zich ongezond blind gestaard op de antichristelijke mentaliteit van een paar personages, en daarbij context en strekking van het hele werk letterlijk uit het oog verloren.
Die tafelspeech zou uitdraaien op een sappige polemiek in De Tijd. Het was een ongelijke strijd. De penvaardige Van Duinkerken walste over zijn tegenstanders heen alsof hij een tube tomatenketchup leegkneep.
Dankzij Delpher kunnen we nog steeds van deze polemiek genieten. Of eigenlijk: wéér genieten, want achteraf moeten we vaststellen dat de vele decennia zonder Delpher schraal zijn geweest. Hier is een van de betreffende stukken, uit De Tijd van 4 augustus 1951 (het bewuste artikel staat linksboven op die pagina). Hieronder een paar alinea's.
Zij richten zich niet op de personen, die het werk doen. Zij richten zich op het feit, dat het werk wordt gedaan. Een dodelijke opmerking, en wat een twijfelachtig genoegen voor de recensenten: het lag in ieder geval niet aan hen!
In het hierboven gelinkte artikel brengt Anton ook een ruzie ter sprake tussen de jonge W.F. Hermans en Verbiest, die steile voorzitter van Idil. Hermans' nieuwe roman De tranen der acacia's was door Idil tot verboden lectuur verklaard op grond van de walgelijke levenszinloosheid die u tegenwalmt. Deze ruzie culmineerde kort daarna in een uiterst sarcastisch maar raak getypeerd artikel dat de schrijver in het literatuurtijdschrift Podium deed verschijnen: De heilige Idil en haar nar. Het is later ook terechtgekomen in zijn bundel Mandarijnen op zwavelzuur.
Onder of achter het meedogenloze maar niettemin superieure gescheld weet W.F. de vinger te leggen op de frictie tussen de doelstelling van de organisatie en de rechten van schrijvers én lezers. De toon is vanaf het eerste woord gezet:
Het rooms-katholieke half-ondergrondse culturele terreurorgaan dat de sterk aan spionagediensten herinnerende naam draagt van Informatie Dienst Inzake Lectuur en uitsluitend bekend is onder de onschuldige, opzettelijk idyllisch aandoende afkorting Idil, is niet tevreden met mijn kwalificaties.
Die kwalificaties, kort daarvoor door Hermans gepubliceerd in Podium, luidden: het rooms-katholieke culturele terreurinstituut I.D.I.L.
Behalve dat Hermans Idil keihard aanviel, spaarde hij ook ruimte noch energie om G. Verbiest, de nar, te vernederen en belachelijk te maken. Het staat wel vast dat de man hiervan minstens zeven maal zeven nachten niet heeft kunnen slapen. Grondig werden hem pagina's lang de oren gewassen.
Fijntjes merkt de auteur verder op dat terwijl in de cultuursector tegenwoordig niemand geld had, Idil een kennelijke uitzondering is gezien het onuitputtelijke materiaal, de menskracht en de gebruikte propaganda dat deze organisatie ter beschikking stond. Dat geld kon maar van één plek vandaan komen: uit de portemonnees van de nietsvermoedende gelovigen. Hermans smaalt dat hij onlangs in een katholieke kerk nog had gezocht naar een offerblok (een vaste collectebus) voor de Heilige Idil. Tevergeefs! De gelovigen wisten dus niet eens dat zij meebetaalden aan de onzin van Idil.
Grafische voorbeelden van de verwerping van hoogstaande literatuur door Idil in de afbeelding hieronder. De recensenten lijken er wel een pervers genoegen in te scheppen om immoreel geachte boeken zo creatief en literair mogelijk af te kraken.
Men kan zich afvragen: wat heeft Idil überhaupt te verbieden? Nederland is een democratische staat, waar slechts de regering, onder goedkeuring van de Volksvertegenwoordiging, het recht tot verbieden heeft, niemand anders. Wat betekent het dus, wanneer een organisatie van particulieren een zo groot woord als 'verboden' in de mond neemt?
Dat betekent dat wij te doen hebben met een terreur-organisatie en anders niet.
aldus Hermans. Iets over de top, eigenlijk is het hele artikel over de top, maar dat neemt niet weg dat hij gewoon weer eens gelijk had, zoals Hermans, hoe irritant ook, altijd gelijk had. Dat heeft hij ook als hij constateert dat die zogenaamd adviserende functie van Idil in de praktijk ontaardt in het verbieden van boeken, niet aan de lezer maar in de eerste plaats aan de uitgever, die enorm onder druk wordt gezet. Door de zogenaamd 'adviserende' rol van Idil gebeurde het dat bepaalde boeken in het geheel niet werden gedrukt.
De miezerige benepenheid van Idil en Verbiest, waaraan gelijk de Maffia geen ontsnappen mogelijk was, illustreert WF aldus:
De heer Verbiest vertelt niet dat als een uitgever weigert zich aan de schandelijke censuur van Idil te onderwerpen, dit instituut kaartjes rondstuurt waarop cursief gedrukt staat: 'Niet van de uitgever ter bespreking ontvangen.' De rooms-katholieke boekhandelaar [en bibliotheek] weet dan: dat is een uitgever die 'ons' tegenwerkt.
Hermans zou in 1952 nog een proces aan zijn broek krijgen wegens belediging van het katholieke volksdeel, maar dit won hij glansrijk.
Ergens in deze periode ontwaarde een wakkere Sittardse politiehoofdinspecteur Vestdijks door Idil verboden roman de dokter en het lichte meisje in de etalage van de stationsboekwinkel, en liet het verwijderen. De boekhandelaar protesteerde heftig, en haalde hiermee de pers.
De zaak werd vervolgens in de Tweede Kamer besproken. Het eindigde ermee dat minister Beel (KVP) schoorvoetend moest toegeven dat de inspecteur met zijn actie artikel 7 van de Grondwet inzake de vrijheid van meningsuiting en van drukpers had overtreden. Het magere excuus waarachter het zelfs de toch zeer slanke Beel niet lukte om zich te verschuilen: de diender had zich laten leiden door adviezen van Idil, het was de schuld van Idil.
De hoofdinspecteur is de rest van zijn carriere nog gepest met de bijnaam de commissaris en het lichte meisje. Uiteraard heeft dit voorval de toch al verslechterende reputatie van Idil geen goed gedaan. Niettemin ging de organisatie stug door op de oude voet.
Uit het voorgaande blijkt dat in deze tijden van ontzuiling, waarin katholieken het gras aan de andere kant van de schutting begonnen te ontdekken, de positie van Idil op den duur onhoudbaar was. Maar niet alleen van Idil, want de hele katholieke vesting stond op instorten. In 1954 poogden de Nederlandse bisschoppen nog om met hun publicatie van het Mandement, door alle niet-katholieken ook wel spottend Mankement genoemd, de ontketende katholieke schapen weer terug in hun zuil te jagen, maar het was een achterhoedegevecht. Een enquete onthulde dat uitgevers en boekhandelaars vonden dat Idil te veel waarschuwde voor slechte boeken en te weinig reclame maakte voor goede. Steeds meer haakten er af. Verzet tegen de tijdgeest is altijd zinloos geweest. Die tijdgeest kroop van verbieden naar voorlichten.
De katholieke bibliotheken echter sukkelden er nog een paar jaar achteraan. Ze bleven gebruik maken van de diensten van Idil, vermoedelijk omdat ze niet de middelen hadden om zelfs een grove schifting te maken in het aanbod. Hun voorwaarde aan het zieltogende Idil was dat de recensies een beetje met hun tijd meegingen.
En dat gebeurde, meer en meer. Jan van Sleeuwen volgde Verbiest op, en die verschoof het accent van verbieden en ontraden naar het aanbevelen van goede boeken. Begin jaren 60 kreeg nog slechts een enkel boek van Mulisch, Hermans Wolkers en Reve het stempel streng voorbehouden, en gold alleen Ik Jan Cremer als verboden lectuur (categorie I), maar daar bleef het wel bij.
De laatste jaren van haar bestaan werd Idil gedwongen tot samenwerking als voorwaarde om nog subsidie te behouden. Nu was het buigen of barsten. Onvermijdelijk verwaterden de principes nog verder, totdat in 1970 de zieltogende organisatie uit haar lijden kon worden verlost door haar vrijwel pijnloos op te lossen in het KBLC, het Katholiek Bibliotheek en Lectuur Centrum. Dit was ook, niet helemaal toevallig, het jaar waarin de RKOLB fuseerde met de OLB. Maar ik loop op de zaak vooruit.
Tot hoe lang Bep Damen is doorgegaan met haar werk voor Idil is niet bekend. Wel weten we hoe zij rond haar afscheid van de RKOLB in 1966 dacht over moderne schrijvers als Wolkers, Reve en Cremer. Ook daarover later meer.
Voor deze aflevering heb ik me dankbaar laten inspireren door de artikelen Idil, ‘richtingwijzer in een labyrinth’. De geschiedenis van een katholieke recensiedienst in vogelvlucht van Cecile van Eijden-Andriessen (pag. 105-120), en door Idil van Bea Ros.
"Prachtige geschiedschrijving. Achteruitdenken en voorzichtig omwoelen tot je meer weet."
Lees Stijns hele tot nadenken stemmende column, over het belang van de tijd nemen voor dingen, hier.
Artikel van Wim Keizer in Bibliotheekblad over De Emmastraat Files:
extra service:
Idil was in dit blog al een paar keer zijdelings voorbijgekomen. Tamelijk onzichtbaar voor de katholieke lezer, maar achter de schermen enorm invloedrijk binnen de RKOLB en de gehele katholieke literaire wereld.
Meteen in aflevering 1 zagen we dat katholieken zichzelf tijdens de Verzuiling trachtten te beschermen tegen invloeden die werden beschouwd als niet moreel en schadelijk voor de ziel. Al eeuwen daarvoor, in 1559, was de eerste lijst van verboden boeken verschenen, de Index Librorum Prohibitorum, een instrument van de zogenaamde katholieke boekenwet. Achter de beoordeling van wat wel mocht en wat niet zat een uitgekiend systeem van moraalregels. Aan de hand daarvan kon worden beoordeeld of een geschreven tekst strookte met de katholieke zedenleer. Als schrijver kon je maar beter niet op de Index terechtkomen.
Index Librorum Prohibitorum, hier een editie uit 1758 |
Beide tijdschriften stelden zich tot doel de katholiek moreel houvast te bieden in de exploderende boekenwereld.
Het gevaar loerde van alle kanten. Iets van de paniek is terug te lezen in onderstaande passage (onder de cover) uit een studie uit 1920: De Index en de Boekencensuur in de Roomsch Katholieke Kerk - bedenk dat censuur in deze context geen vies woord was; het betekende niets anders dan bescherming, zoals de term propaganda gelijkstond aan voorlichting, zonder de associaties die we er tegenwoordig aan verbinden.
prachtige kaft vol met symbolen |
De Index en de boekencensuur ,1920, uit de inleiding (Delpher) |
Enfin. In deze geest zag de katholieke recensie- en adviesdienst Idil in 1937 het licht. Andere schrijfwijzen: I.D.I.L. en IDIL. Gerard Verbiest, de voorzitter van Idil, schreef doorgaans: Idil. De oprichters waren de katholieke boeken- en uitgeversvereniging Sint Jan, de landelijke organisatie van RKOLB's en de Belgische versie daarvan. Voorzitter werd de Tilburgse uitgever Gerard Verbiest.
Idil was praktischer van opzet, en je zou kunnen zeggen marktgerichter dan de eerder genoemde tijdschriften. Katholieke uitgevers konden dankzij de informatie die Idil over boeken verschafte eindelijk opgelucht ademhalen, want er was inmiddels werkelijk een situatie gegroeid dat zij niet meer wisten of bepaalde werken wel konden worden uitgegeven, omdat vaak niet duidelijk was of ze in strijd waren met de zeden- danwel boekenwet.
Verbiest richtte zich op de lezer. Die kon eigenlijk niet zonder Idil. Want: Hoe moet ieder voor zichzelf beoordelen wat hij lezen kan? Daarvoor moet hij de boeken eerst zelf lezen. Mag hij dat, kan hij dat altijd? Komt zijn oordeel niet te laat? Aldus Verbiest. Waar hij aan toevoegde: Bij elk nieuw boek dat van de pers komt, houdt men zijn hart vast, vragende: is dat weer zo'n druppel die de rots der christelijke moraal helpt uithollen?
het systeem van Idil
De eerste jaren werkten er zo'n vijftig recensenten voor Idil. Zij hanteerden een kwalificatiesysteem dat wel vergelijkbaar was met dat van de eerder genoemde tijdschriften. Recensies werden voorzien van een Romeins cijfer:
kwalificatiesysteem van Idil (Wikipedia) |
Wat was het verschil tussen I en II en III dan precies? Dit was als volgt gedefinieerd.
III. Voorbehouden lectuur:
Boeken, welke wegens bepaalde passages of grondgedachten niet voor alle volwassenen geschikt zijn, maar voor gevormde volwassenen, ook ontspanningshalve, in aanmerking kunnen komen.
II. Streng voorbehouden lectuur:
Deze boeken mogen a) slechts bij uitzondering, b) om gegronde redenen, c) door welgevormde lezers mogen gelezen.
Merk op het verschil tussen gevormde en welgevormde lezers. Wie ging dat eigenlijk bepalen?
I. Verboden lectuur:
1) Boeken die op de Kerkelijke Indexlijst voorkomen; of:
2) door de Algemene Regelen der Kerkelijke Wet verboden zijn; of
3) op grond van de Christelijke Zedenleer of van de Natuurwet voor vde meeste lezers verderfelijk moeten worden geacht.
Gewone volwassenen waren dus aangewezen op de categorieën IV en eventueel ook V. Een volwassen belezen man die stevig in zijn schoenen stond, kon zich voor studiedoeleinden eventueel wagen aan categorie III: Voorbehouden lectuur, maar het was een glad en gevaarlijk pad dat hij nam door een boek uit die categorie open te slaan. Voor Jan met de Pet zullen zowel II als III tot de verborgen vruchten hebben behoord.
Er was nog een verdere verfijning in de vorm van een lettersysteem: N stond voor Storend neutraal, K voor Kommunistisch, Ma betekende Materialistisch, en de letter O was Opbouwend. Nog het meest de term Storend neutraal wekt in de 21e eeuw behalve de lachlust ook onze nieuwsgierigheid op.
duivels dilemma
Er was wel een dilemma: ook recensenten waren onderworpen aan de katholieke boekenwet, die het katholieken verbood om bepaalde boeken te lezen. Maar hoe konden zij dan boeken beoordelen die mogelijk behoorden tot die categorieën I, II en III? Het leek een onoverkomelijk probleem. Katholieken zijn echter vindingrijk: een recensent kon een zogenaamd bisschoppelijk leesverlof aanvragen, dat een paar jaar geldig was. Dit verlof gold overigens niet voor scabreuze en blasfemische werkjes. Het lezen daarvan was voorbehouden aan speciale bisschoppelijke censoren. Het is moeilijk de verleiding te weerstaan om je voor te stellen hoe dat ging, het beoordelen van deze immens immorele lectuur.
Bep en Idil
Nu wil het geval dat de heldin van dit blog, directrice van de RKOLB Bep Damen, een van die ongeveer vijftig recensenten was. Ja, ze deed het ernaast. In 1938, dus een jaar na de oprichting van Idil, publiceerde zij in het blad Bibliotheekleven een kort stuk over deze nieuwe organisatie.
Zoals we inmiddels van haar gewend zijn, is ook dit een gortdroog maar ter zake doend artikel, gespeend van eigenwaan.
unieke foto met Bep Damen (l) en twee collega's hangend uit het raam, rond 1940, Herengracht (foto KDC) |
Bij Idil, zo legt Damen uit, is het de bedoeling dat boeken zoveel mogelijk al vóór verschijning in manuscript of proefdruk door de uitgevers worden opgestuurd ter beoordeling. Wie hier even over nadenkt met een bewustzijn van de 21e eeuw, zal begrijpen dat deze wel heel proactieve handelwijze niet eeuwig zou zijn vol te houden. Maar in 1938 schrijft Bep nog vol goede moed:
uit Informatie-Dienst Inzake Lectuur, artikel van Bep Damen in Bibliotheekblad, 1938 (Delpher) |
Het woordje conscientie gebruiken we tegenwoordig niet meer. Hier betekent het: zedelijk bewustzijn.
Anna Blaman
Subtiel aan het recensiesysteem was wel dat het zo maar kon dat een boek weliswaar moreel ontoelaatbaar werd bevonden, maar dat het tegelijkertijd werd geprezen om andere kwaliteiten. Zo kreeg Anna Blaman's debuut Vrouw en Vriend (1941) de volgende bondige beoordeling:
Deze roman getuigt op vele plaatsen van literair vermogen en psychologisch inzicht. Een deprimerend, cynisch boek zonder morele fond. Streng voorbehouden.
Streng voorbehouden (categorie II) is nog een graadje voorbehoudener dan gewoon voorbehouden (categorie I). Het betekende: niet aan een katholiek geven, al smeekt hij erom! Het is duidelijk dat Blaman niet blij zal zijn geweest met deze beoordeling, ondanks die twee positieve opmerkingen in de eerste helft van de recensie.
creatieve vrijheid
Idil werd de jaren na de oorlog een machtige organisatie. Geen boek ontsnapte aan haar aandacht. Maar was dat gezond in een periode van geleidelijke ontzuiling? Katholieke auteurs schreven doorgaans voor katholieke uitgeverijen; Idil recenseerde echter alles wat los en vast zat. Wat betekende het voor de creatieve vrijheid van een auteur als hij steeds maar weer de strenge normering van Idil in het achterhoofd moest houden?
Hetzelfde gold voor niet-katholieke auteurs, die toch ook graag in de katholieke leeszalen kwamen te staan.
etentje van Idil-recensenten (foto: KDC) |
Anton van Duinkerken
Dat er buiten de katholieke zuil wat meewarig tegen Idil werd aangekeken, begrijpen we. Dat Idil daar de schouders over ophaalde, snappen we ook. De eerste scheuren in het bastion ontstonden aan de binnenkant, en wel in 1949, tijdens een tafelspeech ter gelegenheid van het Zilveren Jubileum van de eerder genoemde uitgeversvereniging Sint Jan. Daar, aan die bewuste tafel, was de hoog gewaardeerde katholieke literatuurcriticus, Anton van Duinkerken, opgestaan om zijn disgenoten toe te spreken. Sommigen van de aanwezigen zullen het zuur hebben voelen opborrelen, want Van Duinkerken gooide de knuppel in het gezapige katholieke hoenderhok. Hij viel Idil aan, en dus indirect zijn gastheer Sint Jan, een van de oprichters. Zijn kritiek kwam hier op neer:
De katholieke boekenwet stond alleen preventieve censuur op religieuze werken toe, aldus Anton. Idil paste echter de facto ook censuur toe op romanliteratuur. Als gevolg hiervan besloten steeds meer katholieke schrijvers om hun manuscripten naar neutrale uitgeverijen te sturen. Maar dat kon toch niet de bedoeling zijn!
Anton van Duinkerken (Wikimedia) |
Dick Ouwendijk
Anton droeg ook een concreet voorbeeld aan: een roman van de katholieke schrijver Dick Ouwendijk was onlangs door Idil tot verboden literatuur verklaard, omdat het werk antichristelijk zou zijn. De katholieke uitgever Paul Brand trok zich vervolgens terug, waarna de auteur het boek onder een andere naam uitbracht bij een neutrale, lees: heidense uitgeverij. Van Duinkerken kon aannemelijk maken dat het boek helemaal niet antichristelijk was. De critici van Idil hadden zich ongezond blind gestaard op de antichristelijke mentaliteit van een paar personages, en daarbij context en strekking van het hele werk letterlijk uit het oog verloren.
uit een artikel van Anton van Duinkerken in De Tijd, 4 augustus 1951 (Delpher) |
tomatenketchup
Die tafelspeech zou uitdraaien op een sappige polemiek in De Tijd. Het was een ongelijke strijd. De penvaardige Van Duinkerken walste over zijn tegenstanders heen alsof hij een tube tomatenketchup leegkneep.
Dankzij Delpher kunnen we nog steeds van deze polemiek genieten. Of eigenlijk: wéér genieten, want achteraf moeten we vaststellen dat de vele decennia zonder Delpher schraal zijn geweest. Hier is een van de betreffende stukken, uit De Tijd van 4 augustus 1951 (het bewuste artikel staat linksboven op die pagina). Hieronder een paar alinea's.
uit een artikel van Anton van Duinkerken in De Tijd, 4 augustus 1951 (Delpher) |
Zij richten zich niet op de personen, die het werk doen. Zij richten zich op het feit, dat het werk wordt gedaan. Een dodelijke opmerking, en wat een twijfelachtig genoegen voor de recensenten: het lag in ieder geval niet aan hen!
W.F. Hermans
In het hierboven gelinkte artikel brengt Anton ook een ruzie ter sprake tussen de jonge W.F. Hermans en Verbiest, die steile voorzitter van Idil. Hermans' nieuwe roman De tranen der acacia's was door Idil tot verboden lectuur verklaard op grond van de walgelijke levenszinloosheid die u tegenwalmt. Deze ruzie culmineerde kort daarna in een uiterst sarcastisch maar raak getypeerd artikel dat de schrijver in het literatuurtijdschrift Podium deed verschijnen: De heilige Idil en haar nar. Het is later ook terechtgekomen in zijn bundel Mandarijnen op zwavelzuur.
de meedogenloze W.F. Hermans (Wikipedia) |
Het rooms-katholieke half-ondergrondse culturele terreurorgaan dat de sterk aan spionagediensten herinnerende naam draagt van Informatie Dienst Inzake Lectuur en uitsluitend bekend is onder de onschuldige, opzettelijk idyllisch aandoende afkorting Idil, is niet tevreden met mijn kwalificaties.
Die kwalificaties, kort daarvoor door Hermans gepubliceerd in Podium, luidden: het rooms-katholieke culturele terreurinstituut I.D.I.L.
Behalve dat Hermans Idil keihard aanviel, spaarde hij ook ruimte noch energie om G. Verbiest, de nar, te vernederen en belachelijk te maken. Het staat wel vast dat de man hiervan minstens zeven maal zeven nachten niet heeft kunnen slapen. Grondig werden hem pagina's lang de oren gewassen.
de arme Gerard Verbiest, hoofd van Idil |
Grafische voorbeelden van de verwerping van hoogstaande literatuur door Idil in de afbeelding hieronder. De recensenten lijken er wel een pervers genoegen in te scheppen om immoreel geachte boeken zo creatief en literair mogelijk af te kraken.
een paar door Hermans geciteerde typeringen van door Idil gerecenseerde boeken |
Dat betekent dat wij te doen hebben met een terreur-organisatie en anders niet.
aldus Hermans. Iets over de top, eigenlijk is het hele artikel over de top, maar dat neemt niet weg dat hij gewoon weer eens gelijk had, zoals Hermans, hoe irritant ook, altijd gelijk had. Dat heeft hij ook als hij constateert dat die zogenaamd adviserende functie van Idil in de praktijk ontaardt in het verbieden van boeken, niet aan de lezer maar in de eerste plaats aan de uitgever, die enorm onder druk wordt gezet. Door de zogenaamd 'adviserende' rol van Idil gebeurde het dat bepaalde boeken in het geheel niet werden gedrukt.
De miezerige benepenheid van Idil en Verbiest, waaraan gelijk de Maffia geen ontsnappen mogelijk was, illustreert WF aldus:
De heer Verbiest vertelt niet dat als een uitgever weigert zich aan de schandelijke censuur van Idil te onderwerpen, dit instituut kaartjes rondstuurt waarop cursief gedrukt staat: 'Niet van de uitgever ter bespreking ontvangen.' De rooms-katholieke boekhandelaar [en bibliotheek] weet dan: dat is een uitgever die 'ons' tegenwerkt.
Hermans zou in 1952 nog een proces aan zijn broek krijgen wegens belediging van het katholieke volksdeel, maar dit won hij glansrijk.
Simon Vestdijk
Ergens in deze periode ontwaarde een wakkere Sittardse politiehoofdinspecteur Vestdijks door Idil verboden roman de dokter en het lichte meisje in de etalage van de stationsboekwinkel, en liet het verwijderen. De boekhandelaar protesteerde heftig, en haalde hiermee de pers.
De zaak werd vervolgens in de Tweede Kamer besproken. Het eindigde ermee dat minister Beel (KVP) schoorvoetend moest toegeven dat de inspecteur met zijn actie artikel 7 van de Grondwet inzake de vrijheid van meningsuiting en van drukpers had overtreden. Het magere excuus waarachter het zelfs de toch zeer slanke Beel niet lukte om zich te verschuilen: de diender had zich laten leiden door adviezen van Idil, het was de schuld van Idil.
De hoofdinspecteur is de rest van zijn carriere nog gepest met de bijnaam de commissaris en het lichte meisje. Uiteraard heeft dit voorval de toch al verslechterende reputatie van Idil geen goed gedaan. Niettemin ging de organisatie stug door op de oude voet.
Jan Cremer
Uit het voorgaande blijkt dat in deze tijden van ontzuiling, waarin katholieken het gras aan de andere kant van de schutting begonnen te ontdekken, de positie van Idil op den duur onhoudbaar was. Maar niet alleen van Idil, want de hele katholieke vesting stond op instorten. In 1954 poogden de Nederlandse bisschoppen nog om met hun publicatie van het Mandement, door alle niet-katholieken ook wel spottend Mankement genoemd, de ontketende katholieke schapen weer terug in hun zuil te jagen, maar het was een achterhoedegevecht. Een enquete onthulde dat uitgevers en boekhandelaars vonden dat Idil te veel waarschuwde voor slechte boeken en te weinig reclame maakte voor goede. Steeds meer haakten er af. Verzet tegen de tijdgeest is altijd zinloos geweest. Die tijdgeest kroop van verbieden naar voorlichten.
"Hij mag niet meedoen." - spotprent over het Mandement, 1954 |
En dat gebeurde, meer en meer. Jan van Sleeuwen volgde Verbiest op, en die verschoof het accent van verbieden en ontraden naar het aanbevelen van goede boeken. Begin jaren 60 kreeg nog slechts een enkel boek van Mulisch, Hermans Wolkers en Reve het stempel streng voorbehouden, en gold alleen Ik Jan Cremer als verboden lectuur (categorie I), maar daar bleef het wel bij.
Ik Jan Cremer bleef voor Idil een brug te ver |
het doek valt
De laatste jaren van haar bestaan werd Idil gedwongen tot samenwerking als voorwaarde om nog subsidie te behouden. Nu was het buigen of barsten. Onvermijdelijk verwaterden de principes nog verder, totdat in 1970 de zieltogende organisatie uit haar lijden kon worden verlost door haar vrijwel pijnloos op te lossen in het KBLC, het Katholiek Bibliotheek en Lectuur Centrum. Dit was ook, niet helemaal toevallig, het jaar waarin de RKOLB fuseerde met de OLB. Maar ik loop op de zaak vooruit.
Tot hoe lang Bep Damen is doorgegaan met haar werk voor Idil is niet bekend. Wel weten we hoe zij rond haar afscheid van de RKOLB in 1966 dacht over moderne schrijvers als Wolkers, Reve en Cremer. Ook daarover later meer.
Voor deze aflevering heb ik me dankbaar laten inspireren door de artikelen Idil, ‘richtingwijzer in een labyrinth’. De geschiedenis van een katholieke recensiedienst in vogelvlucht van Cecile van Eijden-Andriessen (pag. 105-120), en door Idil van Bea Ros.
=O=O=O=O=O=O=O=O=O=O=O=O=
Stijn Fens in Trouw over De Emmastraat Files:
"Prachtige geschiedschrijving. Achteruitdenken en voorzichtig omwoelen tot je meer weet."
Lees Stijns hele tot nadenken stemmende column, over het belang van de tijd nemen voor dingen, hier.
Artikel van Wim Keizer in Bibliotheekblad over De Emmastraat Files:
hier (pdf).
extra service:
Wilt u nieuwe afleveringen voortaan per mail ontvangen? Dat kan heel simpel. Zet in het vak bijna helemaal bovenaan deze pagina, waar nu Email address... staat, uw emailadres.
Staat dat vak er niet? Doe het dan even op een pc/laptop. Op sommige telefoons valt het weg.
Druk nu op de knop Submit rechts, en bevestig het bevestigingsmailtje wat er vervolgens in uw mailbox valt. Dat is alles!
Volgende keer: 43. De nieuwe Studiecatalogus. Hier.
Vorige keer: 41. Zeer Geacht Bestuur. Hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten